Dossier
Welzijn nertsen
Het aantal nertsen in Nederland (moederdieren) is gestegen van ongeveer 700.000 in 2006 naar bijna 900.000 in 2009. Het aantal bedrijven met nertsen schommelt al een aantal jaren rondom de 165.
Inleiding
De hokcapaciteit voor pelsdieren inclusief jonge dieren werd in 2009 geschat op 5.3 miljoen dieren (ruim 4.5 miljoen in 2006).
In de nertsenhouderij gaat het uitsluitend om de Amerikaanse nerts, waarvan de houderij omstreeks 1930 in N.W. Europa begon. Nertsen worden gehouden in (half) open stallen of in gesloten stallen. In de maand maart vindt de paring plaats tussen de reuen en teven.
Eind april/mei worden de jongen geboren (gemiddeld 5.5 pups per moederdier). Families worden zoveel mogelijk tot aan de pelstijd (medio november) bij elkaar gehouden. De jonge dieren kunnen met of zonder de moeder samenblijven in een grotere groep, of worden op traditionele wijze in reu-teef paren gehuisvest. Weinig bedrijven laten moeder en alle pups tot het pelzen bij elkaar. De moeder wordt na het spenen altijd met een of meerdere van haar pups gehuisvest.
In dit dossier worden de belangrijkste welzijnsproblemen bij nertsen besproken. Welzijnsproblemen bij nertsen hangen grotendeels samen met spenen op jonge leeftijd, beperkt foerageergedrag, prikkelarme omgeving, groepshuisvesting, uitval van pups, en voerbeperking in de winterperiode.
Zie het Welfare Quality dossier voor meer informatie over het meten van welzijn aan de hand van dierkenmerken.
Vroeg en abrupt spenen
Te vroeg en abrupt spenen van jonge nertsen leidt tot afwijkend gedrag, zoals staart- en pelsbijten. Spenen op 11 weken in plaats van op 7-8 weken vermindert het optreden van staart- en pelsbijten gevallen fors: van gemiddeld 20% naar slechts 1-2%.
- Jaarcyclus nertsenhouderij
- Scheiden van dieren, rapport Wageningen UR Livestock Research, 2011
- Schade voor welzijn groot bij onjuist scheiden van jonge dieren, nieuwsbericht DWW, maart 2011
- Verordening welzijnsnormen nertsen, PPE, 2003
- Parameters voor het inachtnemen van dierenwelzijn in huisvestingsonderzoek in de veehouderij, rapport Raad voor Dieraangelegenheden, 1997
Beperkt foerageergedrag
Nertsen werken graag om bij voer te komen, dit sluit beter aan bij de natuurlijke behoefte om te jagen op vis gevogelte, knaagdieren en invertebraten en dergelijke. Mogelijkheden om nertsen bezig te houden zijn bijvoorbeeld het gebruik van een voerbal waar de voerbrij in gestopt wordt, of het aanbieden van zwemwater met foerageermogelijkheden.
- To swim or not to swim: An interpretation of farmed mink's motivation for a water bath, Applied Animal Behaviour Science, 2010
Prikkelarme omgeving
Hoe meer verrijking, des te meer variatie in gedrag. In grotere of aan elkaar geschakelde kooien in de praktijk is relatief veel spelgedrag te zien, zeker met verrijking en (familie)groepshuisvesting. Meerdere cilinders en platforms zijn hiervoor geschikt, alsmede afwisselende verrijkingsobjecten.
- Cage enrichments and welfare of farmed mink, proefschrift Claudia Vinke, expert huisvesting, gedrag en welzijn van nertsen, 2004
- Kooiverrijkingen en welzijn van nertsen, deel 1, De pelsdierenhouder, 2004
- Kooiverrijkingen en welzijn van nertsen, deel 2, De pelsdierenhouder, 2004
- Plan van Aanpak ten behoeve van de verbetering van het welzijn van nertsen nader bekeken, ICWD, 1996
Groepshuisvesting
Het huisvesten in familiegroepen (moeder en pups) is in beginsel positief voor het welzijn van nertsen. Het heeft voordelen boven de reguliere huisvesting met scheiding van dieren bij spenen. Groepshuisvesting biedt tevens een rijkere (sociale) omgeving aan de dieren. Groepshuisvesting vergroot echter wel het risico op overmatige agressie. Oplossingen zijn meer ruimte, ontwijkingsmogelijkheden en verrijking.
- Groepshuisvesting van nertsen in standaard en klauterkooien, De pelsdierenhouder, 2008
- Groepshuisvesting van nertsen internationaal in de belangstelling: verbetert familiegroepshuisvesting het welzijn van nertsen?, De pelsdierenhouder, 2002
Uitval pups
Uitval van pups is hoog. Oplossingsrichtingen zijn:
● Zorgvuldig stalklimaat stimuleren: de staltemperatuur moet in de zomer niet te veel oplopen.
● Hokontwerp optimaliseren: nestbox moet veilig zijn en voldoende beschutting geven.
● Gezondheidscontrole moederteef, om problemen met diarree en uierontstekingen in een vroeg stadium te verhelpen.
● Selectie op worpgrootte en aantal tepels.
- Veel spenen voordeel voor pup en teef, De Pelsdierenhouder, 2012
- Drinkwater dichtbij pups dekt vochtbehoefte, De Pelsdierenhouder, 2012
- Aantal spenen per pup bepalend in pupuitval, De pelsdierenhouder, 2010
Voerbeperking
In de winter worden de dieren sterk in voergift beperkt om vervetting en reproductieproblemen te voorkomen. Voerbeperking leidt tot honger. De hoeveelheid stereotiep gedrag neemt toe naarmate de voerbeperking sterker is. Stereotiep gedrag uit zich in langdurig door de kooien op en neer lopen/rennen, ronddraaien, bewegingen met de kop rond de drinknippel maken etc. Verbeteringen zijn oa:
● een aangepast wintervoer met minder energie;
● meer structuur;
● voedering naar body condition score;
● maximale gewichtsafname van 15%;
● geleidelijkere afslankmethode (niet te abrupt)
Laatste wijziging aan dit dossier:
10 november 2015
Bron introfoto: tijdelijke foto